Achterwaarts val (uit stand en in verplaatsing achterwaarts en over hindernis)
Zijwaartse val (uit stand en in verplaatsing zijwaarts en over hindernis)
Voorwaartse rol (uit stand en in verplaatsing voorwaarts en over hindernis)
Voorwaartse val (uit stand)
Vlottende of zwiepende heupworp
Grote buitenwaartse beenmaai (banaan)
Schouderworp naar één punt (spierballen tonen)
Blokkeren van de vooruit komende voet al heffend en trekkend (pootje lap)
Grote heupworp
Schouderworp met beide handen (kapstok)
Knierad
Vegen van de vooruitkomende voet
Kleine binnenwaartse beenmaai
Kleine buitenwaartse beenmaai
Vegende heupworp
Heuprad
Gevarieerd met de zijde houden (lepel)
Langs boven op 4-punten houden (kam)
Zijwaarts op 4-punten houden (yoko choco)
Over de partner op 4-punten houden (taart)
Met de zijde houden
Schouder houden
Gevarieerd langs boven op 4-punten houden
Achterwaarts met de zijde houden
Hoofdkussen met de zijde houden
Arm oprollen (basis)
Gekruist houden (basis)
Gestrekt houden (basis)
Gekruist wurgen (basis) (nami = nemen)
Gekruist wurgen (basis) (gyaku = geven)
Gekruist wurgen (basis) (kata = gekruist, geven en nemen)